Het nieuws is de hele wereld over gegaan: het schilderij "Naakt, groene bladeren en buste" van Picasso is voor 106,5 miljoen dollar onder de hamer gegaan bij Christie’s in New York, een bedrag dat een staatsmuseum nooit zou hebben kunnen opbrengen. “Uitgerekend op het moment dat de beurzen weer rake klappen krijgen, fluit de kunstmarkt een vrolijk deuntje” schrijft Jan Van Hove in De Standaard. Hij merkt op dat topstukken zoals de Picasso de laatste tien, vijftien jaar “peperduur” zijn geworden omdat er grote schaarste heerst: de meeste topstukken hangen of staan in musea of zijn al lang in privébezit. Logisch dus dat het een astronomisch bedrag heeft opgeleverd, nog meer dan het recordbedrag van 104,3 miljoen dollar waarvoor "De Lopende Man" van Giacometti in februari geveild werd. En de Europese kunstmarkt is allang niet meer het terrein van Europese en Noord-Amerikaanse kunstliefhebbers: “Opkomende landen zoals China en India zijn dynamische spelers geworden”, schrijft Van Hove. De koper van de Picasso zou wel eens een Russische verzamelaar kunnen zijn. We moeten dus beseffen –en aanvaarden?- dat steeds meer Europese topwerken naar andere werelddelen verdwijnen, en misschien nooit meer door het publiek te bezichtigen zullen zijn. Laten we hopen dat privéverzamelaars zich steeds meer als mecenas zullen gedragen en een voorbeeld nemen aan de Franse kunstliefhebber François Pinault: in het Palazzo Grassi heeft hij een van de grootste privécollecties toegankelijk gemaakt voor het publiek. Waarom Venetië? Pinault was naar deze stad uitgeweken omdat de Franse autoriteiten geen overeenstemming konden bereiken voor de plek waar hij zijn museum wilde neerzetten.
23 mei 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten